Friday, December 23, 2005

Een ontmoeting met een Caireense inbreker

Vrijdagochtend kwart voor zeven en ik ben klaarwakker met de oren gespitst. Nu ben ik geen ochtendmens, dus dit is apart. Ik hoor gestommel buiten; “de baoweb is blijkbaar ook vroeg”, denk ik. “Nu hoor ik toch echt brekend glas”, denk ik. Ik vrees onraad, maar ik verman me en denk “kennelijk laat de baoweb een glazen potje vallen”. Totdat ik een geluid hoor dat precies zo klinkt als de balkondeur die opent, en ik opsta. Ik ga op onderzoek, maar bedenk me vrijwel meteen als een rondje door de hal loop, dat ik me aanstel. Ik ga naar de WC en duik m’n nest weer in. Corine wordt wakker van mijn gedoe. We draaien ons om en proberen weer te slapen.

Net als ik weer een beetje lig te soezen gaat de slaapkamerdeur open en steekt een vreemd hoofd om de deur. We schrikken allebei wakker. Het eerste wat ik denk is, dat mijn moeder, die met de kerstdagen op bezoek is, wakker geworden is. Maar het is toch echt een mannenhoofd. Zelfs zonder conactlenzen is dit vrij zeker. Het mannetje zegt: “sorry, I go, OK?”. Nu is het me duidelijk dat we met een indringer te maken hebben en ik voel me heel boos worden. Ik zeg: “ No, you stay right here”, en wil uit bed springen, maar ik realiseer me dat ik naakt onder de dekens lig. Ik schreeuw naar de indringer: “Give me my bathrobe!”, wat de verbouwereerde inbreker nog doet ook. Met badjas aan en bril op spring ik op en gooi Corine een andere badjas aan.

De indringer jammert dat hij honger heeft en arm is en of ik vooral de politie niet wil bellen. De armoede gaat erbij niet in, aangezien hij splinternieuwe kleren, een duur horloge en diverse zilveren ringen draagt. Ik bedenk me dat we niet eens het nummer van de politie hebben en weet nog niet wat ik ga doen. Ik zie inmiddels dat hij een ruitje van de balkondeur heeft ingetikt en zo is binnengekomen. We sluiten alle deuren van de vluchtwegen. Ik fouilleer de inbreker en hij lijkt niets gejat te hebben. Omdat we niet weten of we de indringer in bedwang zullen kunnen houden maakt Corine een foto van hem. De inbreker probeert zijn gezicht te bedekken maar is al te laat. Corine zoekt hulp bij de baoweb, Abu Hassan, maar die blijkt er niet te zijn. Dan besluiten we dat het het beste is Faroek, onze klusjesman, te bellen om hulp. Hij kan in ieder geval vloeiend Arabisch en weet waarschijnlijk hoe je dit met de politie regelt. Onderwijl houd ik de wacht bij de gevangene. Mijn moeder is inmiddels wakker en loopt naar de douche. Ik vertel haar dat we een inbreker in huis hebben, maar realiseer me dat de situatie zo bizar is dat het vrij ongeloofwaardig klinkt.

Inmiddels zijn de bovenburen ook wakker geworden, horen we. Corine gaat naar boven in haar ochtendjas om ze te vertellen wat er aan de hand is. De man des huizes vind eigenlijk dat Corine thee moet drinken en dat ik de inbreker maar moet slaan en vastbinden. Zelf naar beneden komen om ons bij te staan voelde hij weinig voor. Wel wilde ze nog een keer Faroek bellen om beter uit te kunnen leggen in het Arabisch wat er aan de hand was. Dat was goed, want Faroek had van het telefoontje van Corine begrepen dat we alleen per telefoon lastig gevallen waren.

Mama, Corine en ik waken bij de inbreker. De inbreker vroeg steeds om water maar ik wilde hem niet uit het oog verliezen. Na een aantal keer aandringen haalt mama water voor hem. Hij blijft smeken geen politie te halen ook niet nadat Faroek komt. Ik hou het kort dat alleen Faroek wat vragen wil stellen in het Arabisch. Wat er daarna gaat gebeuren, daar ga ik niet op in, ten dele omdat ik het zelf ook nog niet precies weet. De inbreker vraagt me zelfs om whiskey op een gegeven moment, maar ik krijg het idee dat hij me vooral af wil leiden, en daar trap ik niet in.

Na een half uur waken bij de inbreker, kwam Faroek met zijn boomlange zoon Amr. Faroek keek de inbreker strak aan en vroeg wat er gebeurt was. Al gauw was het hem duidelijk hoe de vork in de steel zit. De inbreker had een ladder van de schilder gepakt in de achtertuin en was zo het balkon op geklommen. Hij had een ruitje van de balkondeur opengetikt en de deur opengemaakt en daarbij zijn hand aan het glas gesneden (de inbreker bloedde inderdaad een beetje). Faroek fouilleert hem nogmaals om ook vast te stellen dat hij niets gestolen heeft. Opnieuw smeekt de inbreker de politie erbuiten te laten, maar Faroek was onverbiddelijk met zijn “…@$?*%…., lazim el polies”, wat ik begreep als “…(als je inbreekt), dan moet er politie bijkomen”. De inbreker blijft smeken en begint nu ook te huilen met zijn hoofd tegen onze witte muur.

Faroek gaat naar de bovenburen om het nummer te zoeken en te bellen. Amr houd de wacht met mij. Zeker een uur later rijdt er een agent met helm op een brommer voor. De agent begint eerst met de inbreker een paar flinken klappen te verkopen. Daarnaa fouilleert hij hem. Hij kijkt even hoe de inbreker was binnengekomen en ik moet een verklaring te schrijven. Na 5 regels vind hij de verklaring meer dan lang genoeg en moet ik mijn paspoort geven. Paspoort en verklaring verdwijnen in de jaszak van oom agent, terwijl Faroek uit naar onze gereedschapskist wat eletriciteitsnoer haalt. Dit draad gebruikt de agent om de inbreker wat zweepslagen te geven. We protesteren tegen dit zinloos geweld, maar al gauw blijkt ons draadje eigenlijk bedoelt te zijn als alternatieve handboei. Het hebben van handboeien is hier kennelijk meer een burger- dan politie taak. Dat krijg je met een terugtredende overheid.

Daarna moet ik mee naar bureau. De agent stapt met verklaring en paspoort in zijn zak op zijn brommer. Amr, de inbreker en ik stappen allemaal bij Faroek in de auto. Bij het bureau blijken we eerder aangekomen te zijn dan onze agent en Faroek legt uit dat het om een inbreker gaat. De agenten beginnen maar vast de inbreeker nog een paar flinke klappen uit te delen. Daarna nog maar eens fouilleren. Maar dit maal een stukje grondiger, want de agenten toveren onze digitale camera uit de inbrekersmouw. Die hadden we gebruikt om de inbreeker op vast te legggen als bewijsmateriaal. Ik snap nog steeds niet hoe hij het voorelkaar gekregen heeft om die te pakken te krijgen, maar dat was hem dus kennelijk gelukt.

Ik moet met Faroek en de inbreker wachten in een zijkamertje. Na een tijdje moeten Faroek en ik eruit omdat de inbreker “gestripsearch” wordt. Maar er word niets meer gevonden. We gaan naar een andere wachtruimte. Faroek en ik wachten op de bank, de inbreker achter de balie met agenten. Een agent vraagt me in perfect Engels wat er gebeurt is en beantwoort mijn hele verhaal met een “well done”. Dit blijkt niet de juiste agent, want hij verdwijnt weer van het toneel en we moeten weer wachten. Ik vertel Faroek dat we eigenlijk naar de Sinai willen rijden die dag en dat de tijd een beetje dringt als we dat voor zonsondergang willen halen. Faroek brengt dit over maar veel verder dan een : “essa’a ashara inshallah” (10 uur als god het wil) komt het niet. Ik wacht braaf en verder zie allelei interessante handelingen. Zo zie ik een aantal agenten met 2 sleutels de kluis openmaken en er een verzegelde enveloppe uithalen. Er wordt wat uit de enveloppe gehaald en vervolgens is men in de weer met lucifertje om het zegel te smelten en weer te herstellen. Erg curieus. Ook wijst de inbreker, die ik recht in het gezicht kan kijken, steeds op zijn horloge terwijl hij Arabische woorden fluistert. Maar liplezen in het Arbisch gaat me nog een aantal stappen te ver, dus Faroek legt uit dat de inbreker zijn horloge aanbiedt als we afzien van een verklaring afleggen. Ik peins er niet over en verbaas me zelfs hoe hij kan denken dat dit zou kunnen werken, nadat ik al een eerder verklaring heb afgelegd en de politie mijn camera in zijn mouw vond. Maar we hadden al eerder vastgesteld dat dit een domme inbreker moet zijn.

Nu mag ik ook achter te balie plaats nemen en moet ik nogmaals mijn verhaal vertellen. Mijn eerdere veklaring duikt op maar daar staat nog niet in dat mijn camera gestolen was, want dat wist ik toen nog niet. Een groot probleem dus. Er wordt druk overlegd hoe nu verder te gaan tussen de veschillende agenten met 1, 2 en zelfs 3 sterren op hun epauletten. Mijn geval lijkt bepaalt geen routineklus voor de heren. De comissaris met 4 sterren en een pet biedt uitkomst. Hij legt iedereen uit hoe dit verder moet met een paar bevelen en wijzende vingers en alle agenten gaan weer an het werk. Mijn agent komt er weer bij zitten. Ik moet een nieuwe verklaring schrijven waarin ik de camera noem en expliciet vertel dat de inbreker ons niet heeft mishandeld en wij hem niet. Dit briefje wordt vervolgens vertaald naar het Arabisch. De vertaalagent lacht hartelijk als hij leest dat de inbreker “sorry” zei toen hij onze kamer binnenkwam. Ik moet Arabische verklaring tekenen, en nu is er alleen nog een copie van mijn passpoort nodig. Faroek geeft 50 piaster aan een agent zonder sterren die op pad wordt gestuurd om te copieren. De inbreker is inmiddels van het toneel verdwenen.

Nu moet de agent die onze zaak nu behandelt nog met ons naar dat eerste zijkamertje om wat te vragen. Hier is inmiddels alles donker. Als het licht aangeknipt wordt, blijkt dat de agent die zich met onze zaak de eerste vijf minuten bezig had gehouden slaapt op de bank. Het jasje van inbreker ligt als aandenken aan de stripsearch nog op de grond. De agent wordt wakker speekt een paar goedkeurende woorden dat het wat hem betreft ook OK is zo, en doet het licht weer uit om verder te tukken. Als de copieeragent ook terug is met mijn paspoort kunnen we gaan. Faroek zet me thuis af, en meet meteen het gebroken ruitje op om te vervangen. Corine had inmiddels schoongmaakt en ingepakt. De inbreker bleek zijn bloedende hand aan een shirt van Corine te hebben afgeveegd. Andere sporen zijn ook inmiddels schoongemaakt. Agnes blijkt ook de rare geluiden gehoord te hebben, maar omdat ze het huis niet kent had ze niet meteen in de gaten wat er aan de hand was. Ze herinnert zich ook dat een man zijn hoofd rond haar deur stak en “sorry” zei. Op dat moment zelf, nog slaapdronken, dacht ze dat zal Jurriaan wel zijn. Maar nu blijkt dat dus ook de inbreker geweest te zijn. De inbreker was dom genoeg toen niet meteen te vluchten, nog dommer nog een slaapkamer in te gaan en het domst om daar mijn badjas gewoon aan te reiken. Vluchten bij onraad is niet zijn sterke kant. En dat is best lastig als je inbreker bent…

Friday, November 18, 2005

Confluence hunting in de westelijke woestijn

In november 2005 maakten we een onvergetelijke reis (meer een expeditie) door de westelijke woestijn naar de Gilf Kebir en Uweinat. We kampeerden 2 weken lang in de woestijn en we legden 2100 offroad kilometers en 3800 km in totaal af in onze trouwe Landrover (hij heet Ramsis). In dit gebied is de plek waar de grenzen van Egypte, Soedan en Libië bijelkaar komen.

Over deze reis schrijven we later meer, maar hier is vast een voorproefje. Een van de reis doelen was om het punt waar de grens van Soedan, Libië en Egypte elkaar exact kruisen, 22 graden noorderbreedte en 25 graden oosterlengte, te bereiken. Zo'n punt met hele lengte en breedtegraden is een confluence (http://www.confluence.org) en een van onze reisgenoten, Dave Morrison, verzamelt ze als hobby. Een aanstekelijke hobby!



Onderweg kwamen we als eerste confluence 22N 27E tegen. Nou ja tegen, we moesten er 15 km voor omrijden, maar dat is niets vergleken met wat we zo dagelijks aflegden. Deze ligt op de grens van Egypte en Soedan.
Een uitgebreid verslag van onze eerste confluence die nog niemand eerder bezocht had vind je op deze
  • confluence site



  • Na deze confluence kampeerde we 2 nachten in Uweinat, een afgelegen wadi in noord Sudan die alleen vanuit Egypte te bereiken is. Het bijzondere van deze wadi is dat er over rotstekeningen te vinden zijn, de meeste zijn al eerder ontdekt, maar je kan zomaar een nieuwe vinden in dit afgelegen eenzame gebied.

    Confluence nummer 2 is laten we zeggen de moeder van alle confluences in Egypte omdat het een drielanden punt is een het meest onherbergzame en afgelegen deel van Egypte. Ook was was nog niemand geweest om de confluence te "claimen". Dat is niet verwonderlijk omdat er jaarlijks maar heel weinig mensen zijn dit in dit deel van Egypte komen, maar vooral niet omdat er bij de grenzen mijnvelden liggen waardoor je zonder gids deze plek niet veilig kunt bereiken. Dat bewijs zagen we onderweg toen er een opgeblazen kameel in een mijnveld lag dat we passeerden. Dankzij onze gids Mohammed Fayez zijn we veilig op de plaats van bestemming aangekomen. Een uitgebreid verslag van deze confluence staat op http://www.confluence.org/confluence.php?visitid=11576

    Na deze uiterste zuidwest hoek van Egypte aangedaan te hebben vervolgt onze expeditie de reis naar het noorden waar we zo dicht langs een confluence rijden dat we het niet kunnen laten deze ook te "loggen". Dit is confluence 23N 26E, en deze is helemaal in Egypte. Hij ligt een volle graad te oosten van de Libische grens. Meer vind je on http://www.confluence.org/confluence.php?visitid=11577 (Dankzij Dave Morrison die de verslagen schreef en alles uploadde).

    Tuesday, April 26, 2005

    Rei(j)s Egypte april 2005

    Eind april heb je in Egypte veel nationale feestdagen. Het begint met de verjaardag van de profeet, die afhangt van de maanstand, en nooit helemaal precies voorspelbaar blijkt. Vlak van te voren werd bekend dat dit jaar Mohammed op donderdag 26 april jarig was, dus dat valt mooi voor het weekend. In de week erna zijn er nog Sinaïdag (bevrijding van de Sinaï van de Israeliers), dag van de arbeid en Sham el –Nessim (is me nog niet duidelijk wat daar gevierd wordt, maar je hebt wel vrij). Met een paar vrije dagen van onzelf geeft dat 13 dagen achter elkaar om Egypte door te reizen en onze auto in te rijden. We beginnen met afzakken naar het zuiden langs de Rode Zee kust via een tussenstop in Hurghada naar Marsa Alam, bijna 800 km. Een goede plek om onze duikenkennis en ervaring, die bijna 2 jaar stil heeft gestaan, op te frissen. We maken een ‘review’ duik om even alles weer door te nemen en we duiken vervolgens bijna een uur alleen lang het zuidelijke rif van Marsa Alam, alweer onze 28e duik. We logeren in Marsa Alam in een soort eco-hotelletje en tentenkamp waar vooral duikers komen. De duikgidsen zijn erg aardig en we hebben leuk contact met Jama, een bedouin oorspronkelijk uit Aswan, die helpt met de duikuitrusting en met Ahmed uit Cairo, die onze gids en instructeur is. Met hen hebben we ook een leuk volle-maan feestje op het strand waar we behalve door het geluid van golven worden vermaakt door een Franse duikinstructrice met haar vuurdansen. Heel speciaal, we willen hier zeker terug komen maar deze vakantie willen we nog een andere, minder toeristische, duikplaatsen verkennen in El Qusier, 150 km noordelijker, en dichter bij de weg naar Luxor, ook een volgende bestemming.

    In El Qusier logeren we in het Mövenpick, dat ons door verschillende mensen was aangeraden. In Mövenpick hotels hier is vaak traditionele lokale architectuur gebruikt om het optimaal in de omgeving in te passen en heeft men een duurzame water voorziening met eigen water ontzoutingsinstalatie voor zeewater zodat je niet inteert op het schaarse grondwater van de woestijn. Die instelling bevalt ons wel, een paar jaar geleden zaten we heel aangenaam in een soortgelijk hotel aan de Dode Zee. Nu omdat we “resident” zijn in Egypte kunnen we voor een aantrekkelijk tarief hier 3 nachten logeren. We hebben een kamer/huisje in prachtige Arabische stijl met balkon aan zee. Heerlijk om een glaasje te drinken bij zonsondergang. We spreken met het duikcentrum af de volgende ochtend een welkomsduik te maken waar de gids ons rondleidt.

    Die ochtend waait het hard en we vragen ons af of het allemaal doorgaat, maar de gids verzekerd ons dat het zicht op het zuidelijk rif nog steeds goed zal zijn (15-20 m). We maken een prachtige duik van een uur. Het rif is hier nog indrukwekkender dan in Marsa Alam. Je merkt onder water wel dat er meer ”surge” is, de heen-en-weer stroming van de branding, maar we hebben er weinig last van. We doen het lekker rustig aan hier, en besluiten de rest van de dag te lezen en zwemmen en pas weer de middag erna, hopelijk met (nog) beter weer, een duik met gids te reserveren. Die duik is weer mooier dan alle vorigen, we zien een grote morene en een emperor angelfish(je). We schieten een hele geheugenkaart van de camera vol onderwater. Daarvan blijft maar de helft van de foto’s over om te bewaren na een kritische blik boven water. Het is erg moeilijk om een vis en jezelf stil te laten zitten onder water, dus je moet een beetje geluk hebben om je onderwerp uiteindelijk daadwerkijk op de foto te hebben. We laten ons als afsluiting nog verwennnem met en massage en sauna bezoek, een perfecte afsluiting van drie dagen ontspannen.



    Een jong Emperor Angelvisje

    Onze volgende pleisterplaats is Luxor (op zijn Arabisch “El-Uqsor”, wat “de paleizen” betekent en dat is niet zonder reden…). Voor Luxor moeten we de bergen tussen de Rode zee en de Nijlvallei oversteken. Buitenlanders mogen dat alleen over een weg (Safaga-Qena) en alleen in een konvooi met politie. Bij andere route’s wordt je bij het eerste roadblock meteen tegengehouden. Er gaan 3 konvooien per dag; om 07.00u om 09.00u en om 18.00u. Omdat we niet in het donker willen rijden en niet al te vroeg willen op staan vertrekken we om 07.30 uit Quseir om ons om 09.00 in Safaga, 90 km noordelijk, bij het konvooi te voegen. De politieauto rijdt met een noodgang (flink boven de maximum snelheid) zodat het konvooi al gauw uit elkaar geslagen is. Wij rijden ongeveer in het midden maar we kunnen de volgauto al lang niet meer zien. Halverwege de bergen is er koffiepauze bij een wegrestaurant en wordt het konvooi weer hergegroepeerd. Na de bergen, waar we geen dorp of stad tegenkomen, komen we bij de Nijlvallei bij het plaatsje Qena. De politie blijkt alle kruispunten te hebben afgezet zodat we achter elkaar door naar Luxor rijden zonder ononthoud. In Luxor checken we in bij een hotel op krokodillen eiland in de Nijl, met een prachtige tuin. Hier is het flink wat warmer dan aan de Rode zee (35-37 graden) en we houden een beetje siesta tot het wat afkoelt in de namiddag. De Luxor tempel is open tot negen uur en ‘s avonds verlicht. We kunnen deze tempel mooi zien in eerst gewoon licht, dan het goude licht van de ondergaande zon en vervolgens kunstlicht. Met name voor reliefs geeft kunstlicht vaak beter contrast. De tempel is enorm indrukwekkend met een enorme rij sphinxen, gigantische granieten beelden van Ramses en grote zuilen die al een slordige 3400 jaar vrolijk overeind staan. Er staat ook een grote obelisk. Nummer 2 stal Napoleon als een souveniertje voor zijn vrouw en staat nu op de Place de la Concorde. Er zijn gedeelten gebouwd door Amenhotep, Ramses en Alexander de Grote. Middenin staat een relatief nieuwe middeleeuwse moskee.



    Luxor tempel met obelisk

    De volgende dag rijden we naar de westoever waar de Necropolis van de Thebe, met dal van de koningen, ligt. We komen langs de Kolossi van Memnon op weg naar de graven. We bezoeken de grafkelders van Tut Anch Amun, van Ramses I, Tutmosis III en Merneptah met allelei zijgangen, valse deuren en vooral prachtige frescos. Dit is maar een heel klein gedeelte van de totale aantal grafkelders, want veel zijn er dicht. Men rouleert de openstelling van deze graven om ze te beschermen, sommige andere zijn dicht om dat er nog actief onderzoek wordt gedaan. En na 4 benauwde kelders en lopend door een dal zonder schaduw bij 37 graden ben je ook even toe aan iets anders. We houden weer een beetje siesta in het hotel en komen er achter dat ons plan de Karnak tempel die middag te bezoeken zich wijzigt. De Karnak tempel blijkt niet open tot 9 uur zoals die van Luxor maar sluit om half 6, en we komen erachter dat het de nacht ervoor zomertijd geworden was. Wel is er een soort klank- en lichtshow om 19.00 uur die bij avondlicht een overzicht geeft van de gigantische Karnak tempel, een goed alternatief voor ons oorspronkelijk plan. De klank- en lichtshow zelf is erg toeristisch, maar de tempel bij avondlicht is zeer indrukwekkend, en we besluiten de volgende dag terug te gaan. Met name de centale hal met 134 kolommen van 2 meter doorsnee, die dus al meer dan 3200 jaar overeind staan, is erg indrukwekkend.



    Fresco van graftombe van Ramsis I

    De volgende ochtend beginnen we weer vroeger om al het moois van Luxor te kunnen zien. We beginnen met de graven van de Sennedjem en Inherkan in het ambachtsdorp van Thebe. Deze ambachtslieden maakten de graven van de koningen, maar werkten in hun vrije tijd aan hun eigen grafkelders, die qua fresco’s daardoor zeker niet onderdeden voor de koningsgraven. In het koninginnendal zagen we ook nog de graven van Khaemwaset en Amunherkhepshef. De tempel van Hatshepsut (Deir al Bahri) is een gigantische tempel die in de rotsen is gebouwd. Hatshepsut was de eerste vrouwelijke farao en had veel macht. Hatshepshut’s opvolgers hebben vervolgens haar naam vaak weggekrast. Akhnaton, die een nieuwe religie met 1 god propageerde, liet beeltenissen van de god Amun-Ra weghakken. Weer later hebben Christenen veel “heidense” reliefs weggehaald. Desalniettemin staat er nog enorm veel overeind en dat is zeer indrukwekkend. Die middag slaan we de siesta over en doen de tempel van Karnak, die zo groot is dat je er 2 dagen voor nodig hebt om alles te zien. Maar we krijgen toch een aardige indruk in ons laatste half dagje Luxor. We komen hier vast nog wel eens terug.



    De zuilengallerij in de tempel van Karnak

    De volgende ochtend begint het echte woestijn avontuur. We vertrekken om 10 uur nadat we ons er van verzekerd hebben dat er geen verplicht konvooi is voor Kharga in de westelijke woestijn. Bij de eerste wegversperring stopt de politie ons omdat we niet zonder politie escorte mogen. Daar balen we flink van want we willen zelf op ons gemak rijden en stoppen en niet door de escorte opgejaagd worden. We wachten een hele tijd en ik probeer een beetje een praatje te maken met de hoogste officier. Het lijkt er niet op dat er enige mogelijkheid is te vertrekken zonder escorte. Inmiddels wachten we al zo’n 40 minuten op die escorte totdat de officier wat bespreekt in zijn portofoon en ons zegt: “goede reis”, en we wonder boven wonder toch zonder escorte verder mogen. Al Kharga is 350 km door de woestijn en we komen, op een paar eenzame politieagenten bij wegversperringen na, niemand tegen. Die politieagenten hebben blijkbaar op de radio al gehoord dat wij eraan komen want ze weten vaak al dat we Nederlands zijn en naar Al Kharga willen.

    Vlak voor Kharga nemen we nog een lifter mee, een student die in Kharga woont. We stoppen bij Qasr Al Ghueita (Palace of the Beautiful one), een Romeins fort met een tempel van de 25e dynastie die Amun, Mut en Khons vereerd. Prachtig gelegen op een heuvel midden in de woestijn. Met onze Landrover rijden we zo tot de voordeur.

    Als we Kharga inrijden, worden we gevolgd door een politie escorte. We vrezen dat we er toch aan moeten geloven. We eten een matige lunch van droge broodjes kaas in een hotel, en worden ook gevolgd als we weer wegrijden richtig Dakhla. Maar bij de wegversperring bij de uitgang van Kharga bijft de escorte achter en zijn we weer lekker alleen in de onmetelijk woestijn. Dakhla is bijna 200 km verder en we moeten een beetje doorrijden om voor het donker aan te komen. Maar dit is de langste dag van onze woestijntocht dus na Dakhla kunnen we iets rustiger alles bekijken. We hebben dit stuk bewust wat gehaaster gepland zodat we een extra dag in Luxor hadden. In Dakhla komen we bij een heel leuk hotelletje met hete bron aan. Ze hebben een aardige kamer met diner en ontbijt voor onder de 20 euro. Als we uitgepakt zijn is het inmiddels donker en nemen we een bad in het hete zwembad met zwavelhoudend bronwater en we laten ons een biertje bezorgen bij de badrand. Niet slecht zo, dat woestijnleven…

    De volgende ochtend hebben we minder haast en slapen een beetje uit. Onze volgende pleisterplaats is de Farafra oase, “maar” 350 km verder. In het plaatsje Mut in de Dakhla oase bekijken we het oude dorp waar de nu vervallen traditionele lemen huizen staan. Van de ene kant is het een regelrechte vuilnisbelt, van de andere kant is het prachtig pitoresk. We zoeken de oude citadel voor het uitzicht en onderweg komen we Mundoa tegen die ons de weg wijst. We oefenen ons beperkte Arabisch en hij zijn even beperkte woordjes Engels. We moeten thee drinken in zijn huis en we zien zijn zoontje, dochter en vrouw. Hij laat heel trots de foto’s van eerdere toeristen zien die hij onmoet heeft. We maken wat foto’s om later naar hem op te sturen en geven ons adres en telefoonummer. Hij loopt met ons mee naar de auto als we beleefd bedanken en vertellen dat we nog naar Farafra rijden. Hij gaat meteen glimmend van trots in awa (theehuis) naast onze auto zitten om zijn vrienden over onze ontmoeting te vertellen en wij rijden zwaaiend richting Farafra.

    We komen eerst, zo’n 30 km verder, door Al Qasr, de andere grotere plaats in de Dakhla Oase. Onderweg steekt een grote kudde kamelen zo uit de zandduinen de weg over, en we schieten een klassiek woestijnplaatje. Weer een paar km verder stoppen we bij Deir- Al –Haggar een gerestaureerde zandsteentempel die jarenlang onder een zandduin bedolven heeft gelegen. De tempel is toegewijd aan de 3 goden van Egypte, Amun, Khons en Mut, maar gebouwd door de Romeinen onder Nero, Vespasianus en Titus. We zien ook de grafity van de vroeg-negentiende-eeuwse woestijnontdekkingsreizigers die hier langsgeweest zijn.



    Kamelenherder jaagt zijn kudde bijeen

    We rijden door naar Farafra. Het lukt ons weer om zonder escorte bij de laatste politiepost van Dakhla weg te rijden. Onderweg eten we de klassieke veldlunch: tonijn uit blik, gesneden tomaat en komkommer (avocado konden we dit keer niet vinden) en citroensap in een Egyptisch steenovenbroodje. Farafra bereiken we aan het eind van de middag, maar de afslag naar het hotel (met hete bron) rijden we voorbij waardoor we een tijdje door de prachtige velden van de Farafra Oase rondrijden om te zoeken.

    Het zwembad van dit hotelletje blijkt al een hele tijd niet meer schoongemaakt, maar als het donker is lopen we naar het betonnen poeltje waar het hete bronwater zo uit de grond instroomt. Onder de kraakheldere strerrenhemel badderen we in een heerlijk warm mineraalbad, een unieke ervaring. In de Oase doet de mobiele telefoon het gewoon dus na ons bad kan ik Lodewijk, die zijn verjaardag die dag met familie vierde mooi bellen. Het feetsje was geslaagd, maar mijn telefoon net te laat want de familie blijkt al weer vertrokken. Ik bel mijn moeder nog even en hoor dan dat er 2 dagen eerder weer aanslagen in Cairo gepleegd zijn. In de woestijn zonder BBC world merk je er niets van, maar het is verontrustend nieuws en bevestigt ons vermoeden dat er wel meer zal volgen.

    De volgende ochtend in Farafra bekijken we de oude citadel van lemen baksteen. Net als in Dakhla is veel vervallen, maar ook veel is bewoond en sommige huizen hebben grote muurschulderingen van hun pelgrimstocht naar Mekka op de muur staan. We rijden richting de Bahariya oase, een traverse door de witte en zwarte woestijn van 200 km. Dit zijn de spectaculairste gedeelten van de westelijke woestijn. Het begint met witte bloemkoolachtige door de wind geërodeerde rotsen. Met onze Landrover rijden we de weg af door zand, rots en gravel terrein om ze wat beter te bekijken. Tussen de bloemkoolrotsen eten we onze lunch. We zien ook de “inselbergs”, uitgeërodeerde monolieten, en “hummocks”, zandduintjes die alleen bij elkaar worden gehouden door een heel klein, heel oud, boompje wat nauwelijks kan groeien. Het lijken net bonzaiboompjes.
    We rijden langs de Twin Peaks en door “de trap pas” (Naqb as-Sillim) en de woestijn wordt hier geler. Weer een stukje verder komt er zwart zand over het gele te liggen en hebben de bergen een kruin van zwart basalt: we zijn in de zwarte woestijn aangekomen. Weer een heel ander maar ook heel spectaculair landschap.



    Corine en Ramsis in de witte woestijn

    We komen in Bawiti aan, zeg maar de hoofdstad van de Bahariya oase. Na onze goede ervaringen van hotelletjes met hete bron zoeken we er hier ook zoeen op. Het blijkt dat, omdat het een vakantiedag is (Sham-El Nessim), de zwembaden geen water gekregen hebben die dag. Maar we kunnen wel heerlijk thee drinken met uitzicht op de groene boomgaarden van de Bahariya oase en de kale woenstijnbergen erachter. We wandelen wat rond in Bawiti en maken in de oude citadel nog wat pitoreske zonsondergang foto’s.

    In Bawiti heeft men eind 90er jaren een vallei met gouden mummies ondekt. Deze mummies zijn uit de Grieks-Romeinse tijd en men heeft er “pas” 100 opgegeraven, want men denkt dat er misschien wel 10.000 liggen. De volgende ochtend gaan we naar het instituut voor oudheden in Bawiti om zo’n 10 gouden mummies te bekijken. De vallei zelf is niet open voor publiek omdat er nog volop onderzoek gedaan wordt. De mummies zijn prachtig van buiten maar we lezen dat de lichamen zelf in relatief slechte staat zijn en dat in deze late periode men de kunst van het mummificeren minder beheerste en dat dit het einde van het mummificatie tijdperk van deze regio inluidde. We bekijken vervolgens Qarat Qasr Salim, waar 2 grafkelders uit de 26e dynastie liggen. Hoewel de personen die begraven waren geen hooggeplaatste figuren waren moeten ze, als je de rijkdom van de fresco’s ziet, vrij belangrijk zijn geweest voor Bahariya. Iets ten zuiden van Bawiti zien we nog een paar ingestortte grafkelders met reliefs, maar er is bijna niets van over alleen de voeten van de oorsponkelijk manshoge figuren. We bekijken ook de 26e dynastie tempel van Ain al Muftella met prachtige reliefs . We zien de archeologen hier aan het werk om de reliefs over te trekken op transparante vellen voor nader onderzoek. We rijden via een leuk Landrover zandpad de bergen in naar Gebel Al Ingleez. Deze strategisch gelegen zwarte berg biedt uitzicht over de hele omgeving. Op de top staat hier een vervallen fort uit de 1e wereldoorlog, waar de Engelsen de bewegingen van de Libische Senussi stam konden volgen. Dit is een perfecte plek voor een lunch voordat we 350 km terugrijden naar Cairo.

    De woestijn tussen Bawiti en Cairo is een stuk saaier dan wat we eerder zagen. We zien onderweg Egyptenaren bij een gestrandde bulldozer. We geven er een een lift naar hun post 12 km verderop, zodat hij reserve onderdelen kan ophalen, en laten extra water en cola bij de anderen achter. Een heel aardig mannetje, maar onze Arabische is nog te beperkt om een uitgebreidere conversatie te voeren. Gelukkig kunnen we met de eerste paar lessen toch al namen uitwisselen en zeggen waar we vandaan komen enzo. Als we dichter in de buurt van Cairo komen moeten we weer wennen aan het drukkere verkeer. Van ver zien we de pyramides van Giza al liggen. We doen nog even boodschappen en komen dan moe maar voldaan aan in Heliopolis. Thuis gaat de telefoon en horen van Mark dat ons nichtje Gaia geboren is.